Wat VVD Amsterdam betreft moet werk lonen en is de zogenaamde armoedeval die optreedt wanneer mensen vanuit de bijstand een baan vinden onacceptabel. Daarom stelde de VVD-fractie schriftelijke vragen naar aanleiding een column uit het Financieele Dagblad waaruit bleek dat het netto inkomen van bijstandsmoeders met twee kinderen inclusief toeslagen en gemeentelijke regelingen dusdanig hoog was dat slechts een enkele moeder werd gestimuleerd om betaald werk te vinden.
In de antwoorden van het college op de vragen van de VVD staat een voorbeeld berekening van de maandelijkse inkomsten van een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen van 7 en 9 jaar. Wat de VVD betreft is deze berekening onvolledig omdat gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen zoals bijzondere bijstand, kindpakket en woonkostenbijdrage er niet in voorkomen. VVD raadslid Marianne Poot: “Voor veel bijstandsmoeders is achteruitgang in inkomsten een obstakel om werk te vinden. Daarom wil de VVD inzichtelijk krijgen hoeveel een Amsterdamse bijstandsmoeder in totaal aan inkomsten ontvangt. Dit is noodzakelijk om het probleem van armoedeval structureel aan te pakken en te voorkomen dat een hele groep tot levenslange bijstand wordt veroordeeld.”
De VVD heeft het probleem van armoedeval reeds meerdere malen aangekaart tijdens vergaderingen van de gemeenteraad.
Marianne Poot en Dilan Yesilgoz-Zegerius stelden de volgende vragen:
- Kan het college aangeven op welke gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen en toelagen (o.a. bijzondere bijstand, PC voorzieningen, stadspas, kindpakket, woonkostenbijdrage etc. etc.) een bijstandsmoeder in Amsterdam aanspraak kan maken?
- Hoe vertaalt zich dit naar het globale voorbeeld dat het college geeft in de beantwoording van de eerder gestelde schriftelijke vragen inzake alleenstaande moeders in de bijstand?
- Kan het college per maatregel aangeven hoeveel bijstandsmoeders er gebruik van maken?
- Kan het college aangeven hoeveel bijstandsmoeders gebruikmaken van meerdere inkomensondersteunende maatregelen tegelijk en daarbij aangeven om welke maatregelen het gaat?
- Hoeveel alleenstaande ouders wiens kinderen niet meer afhankelijk zijn van ouderlijke zorg vinden op jaarbasis een betaalde baan vanuit de bijstand? Hoe verhoudt dit aantal zich tot andere groepen die vanuit de bijstand een betaalde baan vinden? Is dit procentueel gezien juist meer of minder? Waar ligt het verschil aan volgens het college?