VVD stelt vragen over verschillend splitsingsbeleid

In ‘Bouwen aan de Stad II’, de overeenkomst tussen Centrale Stad, stadsdelen, Huurdersvereniging Amsterdam en woningcorporaties, zijn voor de woningcorporaties vereenvoudigde procedures met betrekking tot het afgeven van een splitsingsvergunning bij vergunningsplichtige woningen afgesproken.

In ‘Bouwen aan de Stad II’, de overeenkomst tussen Centrale Stad, stadsdelen, Huurdersvereniging Amsterdam en woningcorporaties, zijn voor de woningcorporaties vereenvoudigde procedures met betrekking tot het afgeven van een splitsingsvergunning bij vergunningsplichtige woningen afgesproken. De VVD heeft voor ‘Bouwen aan de Stad II’ gestemd, maar is van mening dat er een gelijk speelveld moet gelden tussen corporaties en particulieren. Daarom heeft Daniel van der Ree namens de VVD de volgende vragen gesteld:

1. Met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ kunnen corporaties in marktgebieden 1 en 2 samenvoegen zonder woningonttrekkingsvergoeding te betalen mits zij de woning verhuren onder de 930 euro per maand (art. 31). Kunnen particulieren ook in aanmerking komen voor deze regeling. Zo nee, waarom niet?

2. Voor corporaties is met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ een investering vanaf 75.000 euro voldoende om als vernieuwbouw niveau gezien te worden (art. 62). Geldt dit minimumbedrag ook voor particulieren? Zo nee, waarom niet?

3. Klopt het dat particulieren om in aanmerking te komen voor een splitsingsvergunning alle asbest en loden leidingen dienen te verwijderen, terwijl corporaties alleen een informatieplicht hebben (art. 66)? Zo ja, waarom bestaat dit verschil?

4. Woningcorporaties kunnen met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ kiezen voor kwaliteitsklasse II voor de fundering, of een garantie van 15 jaar (art. 66). Geldt deze keuze ook voor particulieren? Zo nee, waarom niet? Zijn er volgens het College ook verschillen in eisen aan de staat van het casco, de ventilatie en de brandwerendheid van plafonds bij de aanvraag van een splitsingsvergunning voor een vooroorlogse woning tussen woningcorporaties en particulieren? Zo ja, welke?

5. Met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ wordt voor een corporatie binnen 8 weken een splitsingsvergunning afgegeven (art. 66). Klopt het dat een particuliere aanvrager de vergunning pas krijgt nadat een verbouwing compleet is afgerond. Zo ja, waarom bestaat dit verschil?

6. Een woningcorporatie mag met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ ‘cascowoningen’ aanbieden (art. 67). Mogen particulieren dit ook? Zo nee, waarom niet?

7. Is het College van mening dat de eisen voor het afgeven van een splitsingsvergunning na het in werking treden van ‘Bouwen aan de Stad II’ voor corporaties anders zijn dan voor particulieren? Zo ja, hoe rijmt het College dit met de zinsnede “We bevorderen een gelijk speelveld voor overheid, corporaties en particulieren wat betreft vergunningen, fraudeaanpak en gemeentelijke beleidsimplementaties.” in het programakkoord ‘Kiezen voor de stad’?

Met het aannemen van ‘Bouwen aan de Stad II’ is afgesproken het ‘Convenant Splitsen en Verkoop Sociale Huurwoningen’ te verlengen (art. 53).

8. Dient naar aanleiding van ‘Bouwen aan de Stad II’ ook de ‘Regionale Huisvestingsverordening’ herzien te worden? Zo ja, om welke artikelen gaat het dan en is het College bereid een eventueel verstoord gelijk speelveld tussen woningcorporaties en particulieren te herstellen voordat een wijziging van de ‘Regionale Huisvestingsverordening’ wordt voorgelegd aan de stadsregioraad? Zo nee, waarom niet?

In ‘Bouwen aan de Stad II’ is overeengekomen dat de woningcorporaties tot en met 2014 maar liefst 35.000 sociale huurwoningen mogen verkopen, waarvan 5.000 via de Koopgarantconstructie.

9. Is het College van mening dat in het kader van het in het programakkoord afgesproken gelijke speelveld ook voor de particuliere sector een nieuw splitsingscontingent moet worden vastgesteld, dan wel het restant van het vorige contingent moet worden vrijgegeven? Zo nee, waarom niet?