Deze maand wordt een beslissing genomen over het Kunstenplan in Amsterdam. Eens in de vier jaar kijken we naar de verdeling van de kunstensubsidie. Dit keer is er per jaar 82,6 miljoen euro in Amsterdam te verdelen. Dat is 6,4 miljoen minder dan de vorige periode, maar het blijft een klap geld. En het blijft ingewikkeld om te bepalen wie hoeveel uit deze pot krijgt.
Gelukkig hebben we het advies van de Kunstraad die alle instellingen beoordeeld heeft binnen de kaders van de Hoofdlijnennota. Belangrijke uitgangspunten waren hierbij ondernemerschap, samenwerking en cultuureducatie. Op voordracht van de VVD is toen ook een nieuwe regeling opgenomen: de uitstapregeling. De ultieme vorm van cultureel ondernemerschap in mijn ogen. In plaats van vier keer het jaarbedrag ontvangt de instelling driemaal het bedrag op voorwaarde dat ze voortaan zonder subsidie kunnen. De gemeente realiseert een bezuiniging van 25% en de instelling kan investeren in mensen, huisvesting, apparatuur, expertise of werkkapitaal. Kortom genoeg om te investeren in zelfstandig cultureel ondernemerschap.
Een ideale manier van subsidie volgens mij, omdat het een tijdelijk – financiële – stimulans is op weg naar zelfstandigheid. Uiteraard gaat deze vlieger niet voor iedere instelling op maar er zijn voldoende orkesten, musea en dansgezelschappen die zonder subsidie overleven. De instellingen die momenteel gebruikmaken van de uitstapregeling komen op eigen benen te staan en creëren doorstroom. Nieuwe initiatieven waar vroeger geen ruimte en geld voor was, maken nu opeens een kans.
Omdat de regeling nieuw is, moet iedereen er nog aan wennen. Er gaan geluiden op dat er marktbederf kan optreden omdat een instelling nu ineens een groter bedrag tot haar beschikking heeft en lagere prijzen kan rekenen. Alle vormen van subsidie zijn marktbederf, maar ik denk dat het van slecht ondernemerschap zou getuigen als een instelling onder de prijs zou gaan werken, want dan is de kans op blijvende zelfstandigheid natuurlijk snel verkeken. We moeten dus zien hoe de regeling uitpakt, maar het zal niemand verbazen dat ik als liberaal de markt een kans wil geven en het ondernemerschap toejuich. En ik hoop dat dit voorbeeld in Amsterdam andere gemeenten en ook het Rijk inspireert tot overname van het concept.
Natuurlijk zie ik ook frictie op het gebied van cultureel ondernemerschap. Wanneer wij als overheden vragen aan culturele instellingen om meer uit de markt te halen, dan moeten wij er ook alles aan doen om dit maximaal te faciliteren. Ik denk bijvoorbeeld aan een zogenaamde ‘’regelwoud-loods’’: een portaal waar instellingen een weg gewezen wordt in alle mogelijkheden en beperkingen. Ik ben een voorstander van maatwerk daar waar mogelijk op het gebied van vergunningen, voorwaarden voor sponsoring, zichtbaarheid partners, verdiencapaciteit et cetera. Ook stel ik me voor dat partijen op zo’n portaal ‘best practices’ uitwisselen en de samenwerking zoeken in ondernemerschap. De Taskforce Cultureel Ondernemerschap (TACO) van de Kunstraad heeft hier een zeer goede aanzet voor gedaan.
Daarnaast moeten we ons bewust zijn van – daar heb je hem weer - de marktwerking in cultureel ondernemerschap. De meest voor de handliggende manier van een extra geldstroom zien instellingen in horeca en zalenverhuur. Dat lijkt logisch, maar de uitdaging ligt hem juist in het vermarkten van het onderscheidende vermogen van de mensen en de instelling. Hoe meer het aangeboden product in lijn ligt met het DNA van de instelling, hoe groter de kans is op succes.
Interactie tussen culturele en de creatieve sector is dan ook heel belangrijk. Niet alleen kunnen beide sectoren elkaar inspireren, ze kunnen ook hun voordeel doen met wederzijdse verdienmodellen. Het verbaast me dan ook dat in de politieke wereld deze sectoren van elkaar gescheiden zijn, de creatieve sector valt onder Economie en de culturele sector onder Kunst en Cultuur. Ook hier valt winst te behalen door ambtelijk EZ, marketing en Cultuur nog dichter in elkaar te schuiven.
Kortom: kansen voor ondernemerschap in cultuur, met de Uitstapregeling als ultieme vorm!
Marja Ruigrok
Woordvoerder Economische Zaken en Kunst
VVD Amsterdam