Salafisten schieten door in de islam wanneer zij een disfunctionele geloofsbelijdenis ontwikkelen waarin zij zichzelf en hun kinderen buiten de samenleving plaatsen en die als vijand gaan zien. Zij ontwikkelen een netwerk van gelijkgezinden, die elkaars denkbeelden bevestigen. Hun referentiekader wordt steeds enger en contact met andersdenkenden is er vaak niet. Deze salafisten hangen idealen aan, die, in mindere of meerdere mate, haaks staan op de waarden van onze democratische rechtsstaat, en streven die al dan niet actief na. Zij maken deel uit van een sterk, internationaal georiënteerd (online) netwerk van gelijk denkenden. Ook is er sprake van een grote mate van afhankelijkheid van en loyaliteit aan buitenlandse predikers. Bij salafisten staat de sharia, de Hadith en de koran boven onze grondwet.
De bekeerde Amsterdammer Keith Rienksma zei in het in Parool( 26/8): "Ik ben hier opgegroeid, en dit leven voelt vertrouwd. Maar het is oorlog, hoe graag iedereen dat ook wil vergeten. Ik wil dat Nederland een islamitisch kalifaat wordt, met de sharia als wet." Alle Salafisten willen, als wij ze de kans geven, dat er recht wordt gesproken op basis van de sharia. Bijvoorbeeld als het gaat om echtscheiding, erfrecht en het sluiten van polygame huwelijken. Zij doen niet mee aan Sinterklaas, kerst, Pasen, Moeder- of Vaderdag en hun kinderen mogen dit ook niet. Alles wat westers is, is haram, zij kennen geen scheiding tussen koran en staat.
Wij zijn beperkt in wat we mogen als salafisten, binnen de kaders van onze (grond) wet een eigen parallelle samenleving nastreven. Wat wij wel kunnen en moeten doen is nooit en te nimmer een islamitische levenswijze accepteren, die afbreuk doet aan onze grondwettelijke vrijheden. Salafisten worden, net als ieder andere gelovige, beschermt door artikel 6 van onze grondwet: vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Maar wat mij betreft mag er bij salafisten, extra nadruk worden gelegd en gehandhaafd worden op het tweede deel van artikel 6: ‘De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.’
Handhaven van het tweede
deel van artikel 6 van onze grondwet betekent concreet, dat buitenlandse financiering van Nederlandse moskeeën verboden
moet worden. En dat moskeeën, die niet meewerken aan onderzoek en geen
jaarverslagen publiceren gesloten worden. Buitenlandse imams die haat jegens
joden, vrouwen, homoseksuelen en het westen prediken komen Europa niet meer in
en Nederlandse imams moeten aan de hand van artikel 137 c veel vaker op
non-actief worden gezet. En in het kader van scheiding van kerk en staat
faciliteren wij geen gebedsruimte op openbare scholen en geven wij geen subsidie
aan moskeeën of koranlessen.
Natuurlijk accepteren wij, als democratisch land, de islamitische levenswijze van onze inwoners, maar wel binnen de kaders van onze wetten. Dus mag in het openbare onderwijs geen onderscheid gemaakt worden tussen meisjes en jongens. Op scholen zwemmen, sporten en spelen meisjes en jongens met elkaar. Op scholen wordt kerst, Pasen en Sinterklaas gevierd. Kinderen gaan in het kader van cultuureducatie naar toneel, naar een museum en seksuele voorlichting is een kerndoel. Apartheid op basis van sekse faciliteren of subsidiëren wij niet. Mannen en vrouwen gaan door één deur, zij zijn gelijk en geven elkaar een hand.
Veel Nederlanders hebben het gevoel dat salafisten ons land gaan overnemen. Hier is natuurlijk geen sprake van, maar dit gevoel komt omdat er constant en alleen maar wordt gesproken en nadruk wordt gelegd op de rechten van salafisten. Wij moeten vaker uitleggen en benadrukken wat de plichten en wat de regels zijn in ons land. Regels die in de private ruimte worden gehanteerd, zijn niet dezelfde als die in de publieke ruimte. Thuis mag je dus zoveel moslim zijn als je wilt, in de publieke ruimte ben je in de eerste plaats burger.
Nederland is een sterk, gastvrij, tolerant en vrij land. Nooit en te nimmer zal er in ons land recht op basis
van de sharia worden gesproken. Met in onze ene hand de grondwet en in
de andere de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens blijven wij vrij en
onverveerd.
Wat wij wel moeten is onze
vrijheden, verworvenheden en westerse waarden en normen blijven verdedigen,
uitleggen en als het moet (en kan) opleggen. Niet alleen vanuit de politiek en
de rechtspraak maar ook vanuit het onderwijs, de wetenschap, de media en de
kunst en cultuur.